24 mei 1929

 

Brief van oma aan Toon in Zoeterwoude).

‘Ik heb met vreugde gezien dat U het zoo goed maakt. Ook wij maken het allen bijzonder goed. Wij zijn verleden Dinsdag acht dagen geleden verhuisd en dat was een hele drukte geweest. Nu zijn we hier allen goed geaard maar wij deden nog niet graag van het Kantje af. Mij viel het nog niets mee. Wij hadden daar ook zoolang gewoond en veel meegemaakt. Maar U zult U verheugen als U hier komt. Wij hebben overal veel plaats en slapen alle in ledikanten. Maar nu komt er nog een groot werk, het bouwen van een nieuwe fabriek en het stellen en versjouwen van de machines. Als dat eens ingericht is dan is het hier een schoone zaak. Als ik buiten kom verheug ik mij als ik den prachtigen boomgaard zie en hij belooft veel dit jaar.’

’Onze Janoom is er ook nog over aan het prakkizeren om hier bij te komen, maar wat ervan komen zal weet ik nog niet.’

‘Ik zou nog vergeten hebben te vragen of het goed is dat onze Jan en Piet en Dorus met de kermisdagen komen. Dan zijn die dagen ook om.’

‘Ik zal meer moeten schrijven want ik kan er niet meer van.’

‘Laat ons voor elkander bidden, met Gods hulp komt alles goed.’